Ontslag op staande voet en loondoorbetaling
De Hoge Raad heeft bepaald dat het loon door de werkgever niet doorbetaald hoeft te worden na een terecht gegeven ontslag op staande voet.
Ontslag op staande voet
Als een werkgever een werknemer op staande voet ontslaat wegens een dringende reden (zoals fraude of diefstal) dan heeft de werknemer twee maanden de tijd om een verzoekschrift in te dienen bij de rechter waarin hij de nietigheid van het ontslag inroept. De rechter zal dan het ontslag op staande voet toetsen: is het ontslag wel onverwijld gegeven, is het echt wel zo erg wat die werknemer heeft gedaan en zijn er misschien persoonlijke omstandigheden die maken dat het ontslag op staande voet een te zwaar middel is. De rechter kan dan het ontslag vernietigen, en in dat geval doen we alsof de werknemer al die tijd in dienst is gebleven.
Hoger beroep
De werkgever heeft in dat geval de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof. Het hof gaat de zaak dan op nieuw volledig toetsen, en kan tot een geheel andere uitkomst komen, namelijk dat het ontslag toch terecht was. Dat is gebeurd bij de ‘kleine Diko’ rechtszaak: een medewerkster van een BSO vergat kleine Diko die anderhalf uur in een bloedhete auto zat. De medewerkster werd op staande voet ontslagen: onterecht volgens de kantonrechter, maar terecht volgens het gerechtshof. Het probleem was dat sinds de Wet Werk & Zekerheid het gerechtshof in een dergelijk geval de arbeidsovereenkomst weliswaar alsnog kan ontbinden, maar niet op een toekomstig tijdstip. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst pas eindigt met de uitspraak in hoger beroep, dat zomaar anderhalf tot twee jaar later kan zijn, terwijl de werkgever al die tijd wel loon verschuldigd is.
Loondoorbetaling
Zo ontstaat een wat ingewikkeld uit te leggen situatie: een werknemer wordt (achteraf gezien) terecht op staande voet ontslagen maar krijgt toch nog anderhalf jaarsalaris mee. De oplossing zat volgens sommigen in artikel 7:628 BW, het wetsartikel dat zegt dat de werkgever geen loon verschuldigd is als de werkzaamheden niet worden verricht wegens omstandigheden die aan de werknemer zijn toe te rekenen. Anderen zeiden echter dat dit niet kon, omdat de Hoge Raad al eens had bepaald dat als een werknemer terecht wordt geschorst, toch loon betaald moet worden. De Hoge Raad zegt daar nu echter van dat dit niet te vergelijken is met de situatie na een terecht gegeven ontslag op staande voet: “De strenge eisen die voor een ontslag op staande voet gelden, maken het voor de werknemer aanstonds duidelijk wat zijn positie is en waartegen hij desgewenst kan opkomen.”
Loonmatiging
De Hoge Raad voegt hier nog aan toe dat de werkgever ook nog op andere manieren de loonvordering van een werknemer kan pareren. Zo kan de werkgever een beroep doen op artikel 7:680a BW om het verschuldigde loon te matigen of stellen dat het doorbetalen van loon onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (6:248 BW).